Saturday 27 December 2008

Vredehandhaving in DR-Congo: Neo-Imperiale ondertoon?

Sinds zijn oprichting eind 1999 is de VN operatie in de Democratische Republiek Congo, bekend onder zijn Franstalige afkorting MONUC, uitgegroeid tot de grootste in zijn soort. Na de 2de Congolese oorlog – met acht betrokken landen ook wel de Afrikaanse wereldoorlog genoemd - besloot de internationale gemeenschap het ‘hart van Afrika’ te stabiliseren, democratiseren en pacificeren. Of de doelstellingen van dit grootschalige state-building project werden verwezenlijkt staat hier niet centraal. Ook zal in deze korte uiteenzetting niet ingegaan worden op de historische wortels, de politieke gebeurtenissen, het ‘etnische’ element van het conflict; deze duizelingwekkende complexiteit wordt grotendeels achterwege gelaten. Wat mij hier interesseert is waar de Congolese VN vredesmissie, geïnterpreteerd als een langgerokken humanitaire interventie, gepositioneerd kan worden op het spanningsveld tussen ‘het humanitaire’ en ‘het eigenbelang’ van de ingreep.

Twee tegenovergestelde visies bieden zich aan. Enerzijds de MONUC als puur humanitaire missie zoals vastgelegd in de doelstellingen en statuten. Anderzijds de MONUC als een ‘marktstabiliserende factor’, met als doel de buitenlandse zakenbelangen, de grondstoffenexport, te bestendigen. De eerste stelling spreekt voor zich, het is vooral deze laatste interpretatie van peacekeeping als uitwaaier van westerse wereldhegemonie, die hier besproken wordt. Zijn de 17.000 blauwhelmen op een humanitiare of een neokoloniale missie?

Het wereldwijd economisch belang van Congo als leverancier van goud, uranium, tin, kobalt en andere kostbare grondstoffen is onmiskenbaar. Het lopende en vorige conflicten in het land worden door westerse waarnemers teruggebracht tot ofwel langlopende etnische twisten, of grondstoffenoorlogen. Aanhangers van de ‘grondstoffen-analyse’ beschuldigen aanhangers van de ‘etnische-analyse’ ervan de actieve rol van buitenlandse, zie westerse, bedrijven en landen te verbergen. Zonder diep in te gaan op de conflictanalyse, moet gezegd worden dat beidde factoren meespelen en elkaar niet uitsluiten. Het is de meest ‘radicale’ versie van de Congolese instabiliteit als gevolg van ‘immorele’ buitenlandse zakeninteresses die ik hier kort behandel, omdat deze de basis vormt voor de deconstructie van het westers humanitair project in het land.

De explosieve stijging in de vraag naar kasseriet en kobalt, ertsen verwerkt in GSM’s, draadloze apparatuur en computerchips, wordt steeds vaker naar voren geschoven als de bron van het nieuwe geweld in Oost-Congo.



zie ook: http://www.youtube.com/watch?v=O1FQmUQ1-mM

Nu al wordt gesproken van ‘blood cell phones’ en de ‘Cell Phone wars’(1). De multinationale geldschieters van de gewapende strijd worden buiten het pacificeringsproces gehouden. Op die manier doet de internationale gemeenschap zijn humanitaire rol in feite teniet, en neemt een zeer ambigue houding aan. Deze vaststelling sluit aan bij verdere ‘Bricmontiaanse’/ ‘Chomskiaanse’ redeneringen, waarin een soort westers georchestreerde, geweldinducerende, grondstoffenroof centraal staat. Vanuit dit perspectief maken de humanitaire inspanningen in Congo deel uit van het imperiaal/neoliberaal project, met westerse handelsbelangen als belangrijkste drijfveer. Door zijn zwakke staatsstructuur en afhankelijkheid van hulp is het land bovendien een makkelijk doelwit geweest van externe inmenging. Traditioneel zijn er drie landen met gevestigde interesses in het land; België, Frankrijk en de VSA. Deze troika heeft het politieke leven van het land bepaalt sinds de onafhankelijkheid. De MONUC troepenmacht is de meest recente en tastbare manifestatie van deze machtsrelatie.

Volgens deze denkwijze is er geen verschil tussen de commerciële belangen van de internationale bedrijven in Congo, de nationale belangen van de verscheidene donorlanden, en de plannen die in de Veiligheidsraad tot stand komen. Deze laatste dient dan om een ‘humanitair’ élan te geven aan het neokoloniaal project. Als we doorheen deze dekmantel kijken zien we de MONUC in zijn echte gedaante; een machtsinstrument met als hoofddoel de fysieke bescherming van enkel buitenlands personeel en materiaal, en het verzekeren dat te veel geweld niet de grondstoffenexport doet stilvallen. Het beperkte mandaat is het bewijs dat het hier niet gaat om de bescherming van een noodlijdende burgerbevolking, maar dat de troepenmacht een soort vangnet is om gewelduitbarstingen tegen westerse doelwitten te voorkomen. Erger nog, de blauwhelmen waren betrokken in wapenhandel en prostitutieschandalen, maar genieten een zekere straffeloosheid. Ze gedragen zich, met andere woorden, als “thuggish enforcers for imperial powers”.(2)

Hoe geloofwaardig is bovenstaande interpretatie van UN peacekeeping als dekmantel voor neokoloniale beleidspraktijken? Zijn blauwhelmen de stoottroepen van een nieuwe imperiale wereldorde? Verscheidene aspecten kloppen; er zijn buitenlandse economische interesses die meespelen, de soevereiniteit van een Afrikaanse land wordt zelden gerespecteerd, de blauwhelmen zijn inefficiënt in het beschermen van de burgerbevolking en hun pacificerende rol is twijfelachtig... Maar is de MONUC, ondanks de enorme problemen en schandalen in de praktijk, een non-humanitaire missie? Was de internationale wil om Congo te stabiliseren een kwestie van Impérialisme Humanitaire?

Zelfs de meest doorwinterde scepticus zal moeten toegeven dat er een relatief apolitieke ‘humanitarian goodwill’ bestond vanuit de internationale gemeenschap in het opzetten en financieren van de mastodont missie in DR Congo. Dit wil niet zeggen dat er geen commerciële en geostrategische belangen op het spel staan, of dat men er daadwerkelijk is in geslaagd een democratische staat van Congo te maken. Zoals eerder gesteld gaat het hier niet om de verwezenlijkingen of fouten van de VN-missie, maar op de manier hoe die op verschillende manieren geframed kan worden. In bovenstaande uiteenzetting werd de imperiale logica van VN vredehandhaving gradueel uitvergroot om aan te tonen hoe ook in dit soort discours de realiteitszin soms verwaterd. Het inzicht dat er meer achter humanitair beleid schuilt dan te lezen valt in officiële verklaringen is waardevol, maar ook hierin moet men genuanceerd zijn. Er is steeds een kruisbestuiving van nationale belangen en humanitaire intenties nodig vooraleer iets ondernomen wordt vanuit de VN. Botweg stellen dat de hebzucht van een westers militair-industrieel complex aan de fundering ligt van de MONUC, en elk ander VN initiatief, is weinig overtuigend.

Een 'bewijs' van de humanitaire aard van de missie kan gezien worden in het nieuwe mandaat dat vandaag werd goedgekeurd door de Veiligheidsraad (3). Blauwhelmen zullen nu ook kunnen optreden tegen het regeringsleger en regeringsgezinde milities, om zo een actievere rol te spelen in de bescherming van de bevolking. Tegelijkertijd blijft de westerse inspanning dubbelzinnig, een importverbod op ertsen uit conflictgebieden zou inderdaad grotere gevolgen hebben dan meer vredestroepen sturen.

referenties:
1. Robin Browne ‘Blood cell phones’ worsen crisis in the Congo’ Alternatives, 19 Juli 2008 (http://www.alternatives.ca/article3968.html geraadpleegd 22/12/2008)
2. Stephen Lendman ‘UN Peacekeeping Paramilitarism: The Rules of Imperial Management’ Counterpunch, 15 februari 2007 (http://www.counterpunch.org/lendman02152007.html, geraadpleegd op 23/12/2008)
3. BBC news ‘New Mandate for DR Congo UN Force’ (http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/7796430.stm geraadpleegd op 23/12/2008)

No comments: