Sunday 28 December 2008

Het mensenrechtendiscours op de terugkeer?

In deze bijdrage vergelijk ik de theorieën van David Rieff met die van Jean Bricmont. Waar de eerste een liberaal imperialisme als enige uitweg ziet, is deze nieuwe vorm van imperialisme voor Bricmont verwerpelijk. Het moet vermeld dat het artikel van Rieff, waarvan ik gebruik maak, dateert van voor 9/11. Deze gebeurtenissen kunnen zijn denken ofwel veranderd hebben, ofwel versterkt.


In zijn artikel ‘A new age of liberal imperialism’ schrijft David Rieff over de toename van militaire interventies ondernomen op grond van mensenrechtenschendingen in zogenaamde ‘failed states’. Hij erkent dat deze interventies problematisch zijn, meer nog, hij stelt dat bijna 100% van de buitenlandse interventies gefaald hebben. De oorzaak daarvan ziet hij in het feit dat de morele ambities groter bleken te zijn dan de politieke, militaire en cognitieve aspecten. En toch vindt hij dat de verdediging van mensenrechten een gerechtvaardigde basis vormt voor interventie. Bij schendingen is het een ‘morele verplichting’ om te interveniëren. Bij de tussenkomst destijds in Kosovo ziet hij dus geen graten in de motivatie van de operatie (‘undertaken more in the name of human rights and moral obligation than out of any traditional conception of national interest’), maar wel in de timing (te laat) en de onbedachtzaamheid waarmee men te werk gegaan is. De operatie was noch goed voorbereid noch duidelijk gedefinieerd.


Een cruciaal verschil met de ideeën van Jean Bricmont is dat Rieff ervan uitgaat dat die morele motivaties überhaupt bestaan. Hij stelt zich hierbij geen of weinig vragen (hij maakt vermelding van ‘extreme cases’ waarbij naast morele belangen ook geopolitieke of economische belangen spelen). De toon van Bricmont is heel wat minder omfloerst. Hij stelt met klem dat de retoriek van de mensenrechten (zoals het ‘bevrijden’ van een volk, het installeren van een democratie) het vehikel is voor de rechtvaardiging van imperialistische bemoeienissen uit het Westen. Deze bemoeinissen zijn allerminst altruïstisch van aard, maar enkel en alleen bedoeld om de eigen machtspositie te bestendigen. Omdat mensenrechten daardoor - in Bricmonts ogen - het paard van Troje zijn geworden, moet volgens hem de internationale wetgeving als basisbeginsel overheersen. Deze wetgeving verbiedt eenzijdige inmenging; het is verboden troepen te sturen naar een land dat daarvoor geen toestemming gaf.


Er zijn tal van elementen om te argumenteren dat het mensenrechtendiscours vals en hypocriet is. Het getuigt onder andere van arrogantie: wie zijn ‘wij’ om de prediker van mensenrechten te zijn? Historisch gezien hebben revoluties, die uiteraard gepaard gaan met gruwelijkheden, ook onze maatschappij vooruit geholpen. Bovendien is het bewezen dat de VS zelf de mensenrechten schendt (uitvoeren van de doodstraf, folteringen, hun basis op Guantanamo) en zelfs mocht dit niet zo zijn, dan doet een militaire interventie dat uit nature. Er wordt evenmin consequent omgesprongen met het hele mensenrechtendiscours, wat duidt op een opportunistisch gebruik. In China zijn er immers ook volop mensenrechtenschendingen aan de gang, maar daar zie ik het Westen niet zo snel een militaire interventie op poten zetten. Zijn mensenrechten überhaupt transponeerbaar? Zoals zo vaak bij binaire opposities zoals ‘wij-zij’, ‘democratisch-niet democratisch’, …wordt er schaamteloos voorbij gegaan aan de realiteit. Als zo vaak worden de specifieke contextfactoren verwaarloosd.


Naast de vraag 'tussenkomen of niet?’, is er de vraag wie of welke instantie zou moeten tussenkomen. Volgens Rieff kan de VN onmogelijk die rol vervullen, aangezien het een dubbele functie heeft, nl. zowel hulp bieden aan mensen in nood, als orde opleggen en instituties (her)opbouwen. Waar de eerste taak gezien wordt als humanitair, wordt de tweede eerder geïnterpreteerd als koloniaal optreden. Aangezien de derde wereldlanden volgens hem noch de middelen, noch de ideologie hebben om tussen te komen, concludeert hij dat enkel het Westen deze taak op zich kan nemen en dat meer bepaald enkel de VS daartoe in staat is. (De capaciteit van de VS valt echter te betwijfelen, zeker wat wederopbouw betreft). Hij erkent dat dit de hegemonie van de VS zal vergroten, maar verdedigt zich door te stellen dat er geen ander alternatief is. Een zwak argument. Kort gezegd zijn er voor Rieff maar twee wegen begaanbaar: ofwel interventies door het Westen, ofwel niets doen en daardoor mensen ter dood veroordelen. Op dit punt gaat hij wel erg kort door de bocht. Zijn artikel is relatief genuanceerd opgebouwd, maar de conclusies die hij uiteindelijk trekt slaan alles. Er is geen middenweg mogelijk, letterlijk zegt hij dat de keuze er een is tussen ofwel imperialisme ofwel barbarisme. Daarbij moeten we aannemen dat liberaal imperialisme de beste weg is.


Zulke uitspraken zijn uiteraard koren op de molen van Bricmont. Ten eerste hekelt Bricmont de retoriek van de schuldgevoelens om de interventie-ideologie te promotoen: het is niet omdat je tegen een interventie gekant bent, dat je mensenrechtenschendingen steunt. Bovendien zijn interventies vaak contraproductief en lokken ze net meer geweld uit. De VS schermt graag met cijfers van dodentallen die vaak niet correct zijn, uiteraard om te bewijzen dat de situatie onder hun interventie verbeterd is.


Ten tweede is het Oriëntalistisch getinte discours ‘ofwel imperialisme ofwel barbarisme’ kortzichtig. Zoals eerder vermeld gaan binaire opposities voorbij aan de grijze zone die de realiteit is.


Ten derde zijn er wel degelijk alternatieven voor een militaire interventie om humanitaire daden te stellen, zoals focus op economische Noord-Zuidrelaties, ontwikkeling, gezondheidszorg. In plaats van inmenging is er de samenwerking. Respect voor de soevereiniteit van staten kan dus perfect samengaan met het verbeteren van mensenrechten.


Ten vierde ziet Bricmont de VS niet als degene die de taak op zich zou moeten nemen. Rieff erkent dat de hegemonie zou versterkt worden, maar dat de wereld er meer mee wint dat mee verliest. Dit is een heel kortzichtige redenering, het is immers al vaak bewezen dat de daden van de VS als een boemerang in hun gezicht terugkomen en dat ze de oorzaak zijn geweest van veel conflicten die wij vandaag kennen.


Tenslotte moet volgens Bricmont een wettige internationale democratie bekomen worden met behulp van de VN, die erop moet toezien dat het internationaal recht gerespecteerd wordt. Hij ziet de terugkeer naar het internationaal recht als enige antwoord op de Amerikaanse wereldheerschappij. Ik twijfel aan het feit of dit de VS zou tegenhouden. Er zijn genoeg voorbeelden waarbij de VS internationale regels aan de laars lapt. Bricmont wil dus terug naar af, naar een tijd waarin men niet sprak over mensenrechten als basis voor interventie. Helaas is de realiteit dat de ontwikkelingen in tegenovergestelde richtingen evolueren. Daarom is het nodig voor Bricmont om zijn mening bij te stellen. Een radicaal, doch begrijpelijk standpunt van non-interventie is niet meer houdbaar. Bovendien is de uitholling van de macht van de VN (zeker tegenover de macht van de VS) een feit en is het utopisch om te denken dat daar snel verandering in zal komen.

_____________________________________________________

bronnen:

- David Rieff, 'A new age of liberal imperialism?', World Policy Journal, summer '99, vol. 16 Issue 2, http://www.worldpolicy.org/journal/articles/rieff2.html (geraadpleegd op 26/12/2008)

- Jean Bricmont, 'Humanitaire interventies, mensenrechten als excuus voor oorlog', EPO Berchem, 2008.



1 comment:

Kim said...

Heeft de VN nog een toekomst?

Ik wil met deze commentaar even dieper ingaan op de vraag of we de VN, en zijn functie in het beschermen van de internationale mensenrechten, vandaag volledig kunnen afschrijven.

De redenering die Bricmont volgt, namelijk dat we ons in de eerste plaats moeten afvragen of een interventie wel gerechtvaardigd is, lijkt mij een goed uitgangspunt dat ons kritisch kan laten kijken naar interventies en het reële nut ervan [2]. Dat we volledig moeten afzien van interventies wordt al een stuk problematischer. Kunnen we het maken, om grove schendingen van de mensenrechten te laten voortgaan? Hebben we dan als internationale gemeenschap niet de plicht om in te grijpen? Dit neigt al snel naar een vergoelijking van interventie, maar de vraag is dan de volgende: Hoe kunnen we de internationale schendingen van de mensenrechten terugdringen zonder dat dit een verborgen excuus is om de belangen te behartigen van grootmachten? Het antwoord daarop moet ik schuldig blijven, maar als we nu kijken naar bestaande internationale organen die hierin een belangrijke rol spelen, komen we direct bij de VN. Het begrip ‘humanitaire interventie’ vormt voor de VN duidelijk een problematisch concept. Desondanks beklemtoonde de UN Wereldtop in 2005 dat het Charter van de UN voldoende is om alle bedreigingen voor de internationale vrede en veiligheid aan te pakken [6]. Men herbevestigde daar de autoriteit van de Security Council om internationale vrede en veiligheid te handhaven en te herstellen. In overeenkomst met de doelen en principes van het Charter. De top stond geen nieuw recht op interventie toe aan individuele staten of allianties, noch om humanitaire noch om andere verklaarde gronden. Het steunt nog steeds op de volgende uitspraak van het International court of Justice (‘49) : “The court can only regard the alleged right of intervention as the manifestation of a policy of force, such as has, in the past, given rise to most serious abuses and such cannot, whatever be the defects in international organization, find a place in international law…; from the nature of things, (intervention) would be reserved for the most powerful states, and might easily lead to perverting the administration of justice itself.” 60 jaar later is er weinig reden om dit oordeel in vraag te stellen [4]. Toch is de realiteit minder duidelijk.

Als we kijken naar de VN zelf dan kunnen we er niet om heen dat de Veiligheidsraad steeds meer en meer in vraag gesteld wordt, waarbij ze wordt verweten dat deze een realiteit reflecteert die al lang achterhaald is. De hervorming van de Veiligheidsraad, waarbij een aantal nieuwe machten zouden opgenomen worden en waar het vetorecht in vraag wordt gesteld, staat al meer dan een decennia op de agenda van de Verenigde Naties, maar nog steeds is geen besluit genomen over de hervormingen [6].
Maar stel dat die Veiligheidsraad wordt uitgebreid met de zogenaamde G4, zal er dan fundamenteel iets veranderen? Men kan hopen dat de nieuwe machten de balans meer zullen houden waardoor het Westers imperialisme in toom kan gehouden worden. Daarnaast kan door die hervorming de legitimiteit van de VN terug vergroten, waardoor er meer rekening zal gehouden worden met de besluiten van de Veiligheidsraad.
Volgens critici is het echter geen optie om de permanente leden van de Veiligheidsraad uit te breiden, noch om hun het veto recht te ontzeggen [1]. Door andere landen te betrekken zou er niets opgelost worden, gezien er dan nog meer nationale belangen in het geding zijn, waardoor het komen tot beslissingen alweer bemoeilijkt wordt. Daarom wordt vaak geopperd om andere actoren, meer specifiek een comité, naast de Veiligheidsraad, te betrekken in het beslissingsproces.

Dit comité moet zo objectief mogelijk de Veiligheidsraad informeren over de oorzaken en de context van het conflict in kwestie, alsook haar advies geven over welke stappen ondernomen moeten worden en wat daarvan de consequenties zullen zijn. De leden van het comité zouden niet komen uit sterk politiek getinte milieus (om het accent op de nationale belangen van de actoren te beperken), maar eerder uit organisaties die reeds heel wat expertise hebben opgebouwd omtrent de verschillende problematieken.
Dit lijkt mij een zeer zinvol voorstel, maar tot op vandaag bestaat er niet zo een comité. Eén orgaan van de VN leek mij misschien de mogelijkheid in zich te dragen om dit voorstel te belichamen, mits aanpassingen; met name de Mensenrechtenraad van de VN. De Mensenrechtenraad is het orgaan van de Verenigde Naties (VN) dat zich richt op de naleving van de verdragen voor de mensenrechten [7]. De Mensenrechtenraad vervangt sinds 2006 de politiek gestrande Commissie voor de Mensenrechten van de VN. In deze commissie, die in maart 2006 werd opgeheven, zaten teveel landen die zelf ook mensenrechten schonden en daarom werd de commissie door velen als tandeloos gezien [8].
Kofi Annans rapport ‘In Larger Freedom’ velde een vernietigend oordeel over de Mensenrechtencommissie. Annan schreef: 'States have sought membership of the [Human Rights] Commission not to strengthen human rights but to protect themselves against criticism or to criticize others.' De oude, logge Commissie maakte dus plaats voor een nieuwe, slagvaardige Raad. Dit klinkt veelbelovend… Maar kan het die functie innemen, of speelt ook hier het belang van de landen in kwestie een te grote rol? Moest dit orgaan meer onafhankelijk kunnen werken, meer legitimiteit krijgen, zou het dan niet kunnen fungeren als commissie die de Veiligheidsraad kan informeren [8]?
Misschien zal dit ook geen volwaardige oplossing zijn, en zijn de dagen van de VN wel geteld. Wat dan? Zijn er alternatieven voor de VN? Francis Fukuyama kwam 2 jaar geleden met een voorstel om mondiale samenwerking op een volstrekt andere leest te schoeien [3].

Wat zegt Fukuyama over de VN? In wezen meent hij dat de VN zijn langste tijd gehad heeft en een nieuwe wereldorde ontstaat. Fukuyama concludeert daarom dat “Een realistische oplossing voor het probleem van internationaal optreden dat zowel legitiem als effectief is, is de oprichting van nieuwe instituties en de aanpassing van bestaande instituties aan nieuwe omstandigheden. Een juiste koers […] is de bevordering van een groot aantal, elkaar soms overlappende en soms beconcurrerende internationale instituties, oftewel multi-multilateralisme. In een aldus georganiseerde wereld hebben de Verenigde Naties nog altijd bestaansrecht, maar worden ze een van de vele organisaties die zorgen voor legitiem en effectief internationaal optreden [5].” Daarmee kan, aldus Fukuyama, zowel de effectiviteit worden verhoogd (door concurrentie) en de legitimiteit (door democratische spelregels te gaan stellen aan de deelnemende actoren) [5].

De vraag is of deze visie van Fukuyama wel hout snijdt. Is het wel zo dat concurrentie tussen publieke instellingen de effectiviteit vergroot, of schept het juist verwarring? En er zijn nog zoveel kanttekeningen te plaatsen bij dit voorstel. Maar dat betekent nog niet dat we Fukuyama’s betoog zomaar moeten weggooien. Het toont ons dat er wel nog een andere manier van aanpakken is die misschien effectiever zal werken.
Misschien kan het een bijdrage leveren tot een betere aanpak rond interventies en mensenrechten. De toekomst zal echter uitwijzen welke kant uitgegaan wordt. Dat het echter hoog tijd is dat er beslissingen genomen worden over de toekomst van de VN is de enige zekerheid.


[1] Aguilar, M. (2005). Who should determine the just cause of humanitarian interention? Social Alternatives, 24 (3), 17 – 21.

[2] Jean Bricmont, 'Humanitaire interventies, mensenrechten als excuus voor oorlog', EPO Berchem, 2008.

[3] Box, L. (mei, 2007). VN: pensioengerechtigd? Een pleidooi voor ‘maatschappelijke soevereiniteit’ als hoeksteen van internationale samenwerking. Opgehaald op 22 dec, 2008 van http://www.vnjongeren.nl/.

[4] Chomsky,N. (sept, 2008). Humanitarian interventionism. The New Doctrine of Imperial Right. The Monthly Review.

[5] Fukuyama, F. (2006). America at the Crossroads. Democracy, Power, and the Neoconservative Legacy; Verscheen in het Nederlands als Na het neoconservatisme. Waar rechts verkeerd afsloeg. Amsterdam (Contact).

[6] http://www.vn-internationaal.nl/wereldvandevn/vnna60jaar.htm

[7] http://www.un.org/

[8] Van Troost, L. (2006). VN en mensenrechten: Commissie is dood, leeft de Raad?
Internationale Spectator, 60(7-8),341.