Friday 19 December 2008

Interventies: een politiek-filosofisch kader: Kant en Paine


In het artikel dat Walker (Walker, 2008)1 publiceerde in het tijdschrift ‘International studies quarterly’, wordt een poging gedaan een beeld te schetsen van het verschil tussen het evolutionaire liberalisme van Kant en het revolutionaire liberalisme van Paine en de visie van beiden op gewapende interventies.

Zonder beide visies en theoretische kaders in extenso weer te geven, worden hier de voornaamste steunpunten en gedachtengangen van beide auteurs weergegeven.

Zowel Paine als Kant was er van overtuigd dat een constitutionele republiek, gebaseerd op individuele rechten, verkozen vertegenwoordiging, de ‘Rule of Law’ en scheiding der machten, de ideale staatsvorm was. Een staat als deze wordt tegenwoordig democratie genoemd, maar noch Kant noch Paine gebruikte deze naam om deze staatsvorm te benoemen.
Ze waren er ook van overtuigd dat deze ‘democratieën’2 zouden zorgen voor vrede tussen de staten. Internationale organisaties en internationale handel zouden deze vrede nog verder bewerkstelligen, aldus de auteurs.

De verschillende visie van beide auteurs op het vlak van interventies, zijn onlosmakelijk verbonden met het verschillende mensbeeld van beide auteurs.

In het revolutionaire liberalisme van Paine (Paine, 1791)3, worden mensen beschouwd als zeer morele wezens, gekarakteriseerd door rede en goedheid. Deze rede, moraliteit en goedheid zijn dus de basis van de inherent goede mens, maar vaak worden de mensen gecorrumpeerd en hun goedheid vertroebeld door corrupte vormen van bestuur. Een democratische revolutie zou de mens bevrijden van deze corrumperende regering, en de mens zou terugkeren naar zijn originele, ‘goede’ zelf. Paine was er van overtuigd dat deze overgang van het corrupte regime naar de democratie zeer snel zou gaan, en hij betwijfelde dan ook of de corrupte regimes in Europa nog meer dan een decennium zouden standhouden.
Rekening houdende met het feit dat Paine zijn werk in 1793 publiceerde, kunnen we stellen dat de geschiedenis deze stelling duidelijk heeft ontkracht.

Kant op zijn beurt had een iets voorzichtiger, donkerder beeld van de mens (Kant, 1795)4.
Hij ging zelfs zo ver om op een bepaald moment oorlog te beschouwen als iets inherent menselijks. Hij nuanceerde dit echter door te stellen dat de mens –op basis van de rede- echter in staat was om weg te evolueren van deze oerstaat om uiteindelijk in vrede te leven.
Hét vehikel voor deze evolutie was volgens Kant een goede organisatie van de staat. Die goede organisatie moet ervoor zorgen dat de individuele verlangens van de mensen aan elkaar tegengesteld worden zodat de mens (ook al is hij au fond niet moreel goed) toch aangespoord wordt een goed burger te zijn. Kant was er echter van overtuigd dat deze evolutie (zowel van de staat als van de mens) een traag, gradueel proces is, dat niet zomaar direct verwezenlijkt kan worden.
Deze visie op de mens en de politieke instituties wordt ook gekend onder de noemer ‘evolutionair liberalisme’.

Indien we deze twee verschillende visies goed analyseren, is het verschil in visie in verband met interventies niet zo moeilijk te begrijpen.

Paine, die uitging van de goedheid van de mens, was er ook van overtuigd dat indien de corrumperende regeringen verwijderd werden, de mens zou terugkeren naar zijn goede zelf en de waarde van vrijheid, rechtvaardigheid en democratie zou aanvaarden. Hij zag de wereld als een samenhangend geheel, waar democratieën constant bedreigd worden door niet-democratische staten. De oplossing was dan ook om te zorgen voor democratische regeringen over heel de wereld. Militaire interventies om de corrupte regimes omver te werpen en het volk te bevrijden, zijn dus volgens de logica van Paine geoorloofd.

Kant op zijn beurt had een iets minder positief mensbeeld, maar geloofde ook dat democratieën mensen kunnen aanzetten tot goedheid. Zoals eerder al gesteld was hij er van overtuigd dat dit een traag en gradueel proces is. Het opdringen van een democratische staatsvorm is volgens Kant niet alleen een schending van de soevereiniteit, maar ook vrij nutteloos. Het graduele evolutionaire proces van democratisering zou op deze manier onderbroken worden, en de staat zou vervallen in een complete anarchie. Een militaire interventie om een land te democratiseren is dus volgens de Kantiaanse logica niet alleen een schending van de soevereiniteit, maar ook gewoon gevaarlijk en nutteloos.

Een kleine studie van deze twee zeer invloedrijke filosofen leert ons dat het debat in verband met militaire interventies liberale (en andere denkers) al lang bezighoudt.
Beide filosofen schreven hun werk in de periode rond de Franse en Amerikaanse revolutie, waardoor ze overtuigd waren van de doeltreffendheid en noodzakelijkheid van een democratie. Paine’s beeld van de mens als een inherent ‘goed’ iemand is misschien iets optimistischer, maar los van dit (al dan niet correcte) beeld is het duidelijk dat hij de politiek-institutionele realiteit uit het oog verliest.

Als we deze beide visies nu vergelijken met de visie van Bricmont (Bricmont, 2008)5 in verband met humanitaire interventies, kunnen we stellen dat hij het dichtste aansluit bij Kant. Hij pleit ook tegen interventies en wijst (net als kant) op het belang van samenwerking en het respect voor de nationale soevereiniteit. De roots van Bricmont liggen dus waarschijnlijk eerder in de evolutionair-liberale stroming van oa Kant dan in de revolutionair-liberale stroming van oa Paine.

De vestiging van politieke democratieën in het Westen is een proces dat eeuwen geduurd heeft. Verwachten dat een politiek systeem met een cultureel andere achtergrond en geen echte traditie van inspraak van het volk, op een snel tempo kan veranderen en zo maar de westerse waarden opeens kan overnemen, is volgens mij dan ook een utopie.
Politieke instituties zijn meestal systemen die gesteund worden door (een groot deel van) de maatschappij en er stevig in verankerd zitten. Politiek-intitutionele veranderingen zijn mogelijk, maar moeten van onderuit beginnen. Staatsstructuren die van bovenaf opgelegd worden missen meestal legitimiteit bij het volk, en leiden dan op hun beurt tot een burgeroorlog, volksopstand, een nieuwe (intern gesteunde) revolutie of zorgen ervoor dat een autoritair of radicaal regime op ‘democratische’ wijze aan de macht komt.

Democratie wordt door het grootste deel van de (westerse) wereld beschouwd als dé staatsvorm bij uitstek. Indien we onze democratische waarden willen verspreiden over de wereld, is een aanpak van sensibilisering en diplomatie veel waardevoller dan een aanpak van (blinde) militaire interventies. Deze interventies worden namelijk vaak door de plaatselijke bevolking gezien als een bezetting of een vorm van post-colonialisme, waardoor de democratische boodschap toch in dovemansoren valt, en de plaatselijke maatschappij vaak in een chaos vervalt. Deze chaos voedt op zijn beurt anti-democratische en radicale stromingen waardoor de interventie als puntje bij paaltje komt vaak een contra-productief effect heeft.

Ik moet me dus aansluiten bij Kant (en bricmont), die niet gelooft dat een politieke democratie zo maar op een twee drie kan opgelegd worden. Een kijk op onze eigen westerse geschiedenis en de trage evolutie op mensenrechtelijk en democratisch vlak, moet ons doen beseffen dat ook in andere delen van de wereld nog meer tijd nodig is.


-------------------------------------------------------------------------------------
1.WALKER, C., ‘Two faces of liberalism: Kant, Paine and the question of Intervention”, International studies Quarterly, 2008, 52, p. 449-468
2.Niettegenstaande het feit dat geen van beide auteurs de naam Democratie gebruikte om deze staatsvorm te beschrijven, wordt in de loop van dit stuk toch beroep gedaan op deze term om bovengenoemde staatsvorm te beschrijven.
3.PAINE, T., 1791, Rights of Man, Baltimore, 1969, Pengiun books.
4.KANT, I., 1795, Perpetual peace, in ‘Kant’s Political writings’, Cambridge University press.
5.BRICMONT, J, 2008, “the violent folly of Humanitarian inerventionism”, Counterpunch, 27 maart 2008.

2 comments:

Joachim Van Buel said...

Een gemiste kans

Volgend commentaar betreft bedenkingen bij de blogpost Interventies: een politiek-filosofisch kader: Kant en Paine in het kader van een blog over het spanningsveld tussen humanitarisme en imperialisme met als hoofdstelling ‘’interveniëren of niet, en waarom?’’.

De post kondigt aan een reflectie te zijn over een artikel geschreven door Walker in een nader bepaald tijdschrift. In dat artikel worden de conceptuele verschillen tussen het evolutionaire liberalisme van Kant en het revolutionaire liberalisme van Paine toegelicht en gelinkt aan de respectievelijke visie van beide heren op militaire interventies.

De blogauteur merkt verder op dat een staatsvorm onder de vorm van een constitutionele republiek, gebaseerd op individuele rechten en met verkozen vertegenwoordiging plus Rule of Law en scheiding der machten, volgens Kant en Paine de ideale staatsvorm was. Dezer dagen heet zoiets een democratie. Kant en Paine waren van overtuiging dat deze democratieën, hand in hand met internationale organisaties en internationale handel, zouden zorgen voor vrede tussen de staten.

De blog belicht daarna de mensbeelden van beide filosofen. Paine ziet de mens als inherent goed en die goedheid wordt volgens hem vertroebeld door corrupte vormen van bestuur. Een democratische revolutie, revolutionair liberalisme, zou de mens bevrijden van zijn regering en terugkeer naar de goedheid bewerkstelligen. De link met militaire interventies is dan ook duidelijk; ze zijn een noodzakelijk kwaad op weg naar het grote goed en een betere wereld.

Kant zag staatsorganisatie dan weer als vehikel voor de mens om weg te evolueren van een zekere oerstaat, richting vrede en goedheid. De politieke instituties die als vehikel dienen kwamen volgens Kant tot staat via een zekere evolutie, een visie die evolutionair liberalisme wordt genoemd. Militaire interventies zijn volgens deze filosofie dan ook niet de manier om democratie te implementeren, ze zijn zelfs gevaarlijk en nutteloos.

De blogauteur kadert dan de ideeën van beide heren in de Amerikaanse en Franse revolutie en stelt daarna dat het ‘’duidelijk is dat hij [Paine] de politiekinstitutionele realiteit uit het oog verliest’’. Dit commentaar wil aantonen dat ook de auteur van deze blog de huidige realiteit uit het oog verliest en er bijgevolg niet in slaagt een adequaat antwoord te geven op de centrale vraagstelling van zijn blog, namelijk waarom er interventies plaatsvinden, waardoor de kern van de zaak, de intrinsieke tegenstellingen tussen imperialisme en humanitarisme, niet kan worden geduid.

Onze blogauteur legt vervolgens het verband tussen de militaire interventievisies van Kant en Paine en de humanitaire interventievisie van Bricmont en duidt de lezer erop dat deze heer, net als Kant, liever niet weet van interventies uit respect voor nationale soevereiniteit. Het verschil in aard van beide types interventies, aspecten van de tegenstelling tussen humanitarisme en imperialisme, wordt volledig over het hoofd gezien, waardoor de gelegde verbanden onmogelijk een bevredigend antwoord kunnen geven op de centrale vraag: interveniëren of niet?

Het besluit dat volgt bevat, in de specifieke lijn van redeneren, enkele goede punten, onder andere dat de vestiging van democratieën tijd vraagt, is ingebed in een culturele context en bijgevolg niet snel kan worden afgedwongen. Deze conclusies zijn echter tranen in een oceaan, niet omdat ze niet voortvloeien uit bovenstaande redenering, maar wel omdat bovenstaande redenering erin faalt het grotere plaatje te herkennen.

Om mijn punt kracht bij te zetten verwijs ik even kort naar een stukje tekst uit een blogpost van een andere medestudent, Stephan Crivit, in de blog over geopolitieke herverkaveling, gebaseerd op werk van Wallerstein: ‘’ Macht bestaat immers uit drie pijlers. Een mogendheid moet zowel over militaire en economische macht beschikken om politieke macht (invloed & legitimiteit) uit te kunnen oefenen.’’
Politieke macht stoelt met andere woorden ook op economische macht, en deze relatie is er een van wisselwerking.

Als men het waarom van interventies wil bespreken kan men niet om het grotere plaatje heen. Democratieën, hoe mooi als staatsvorm ze ook zijn vanuit filosofisch standpunt, functioneren in een grotere context. Hier maken Kant en Paine dan ook een denkfout. Ze nemen gewoonweg aan dat internationale organisaties en handel de vrede gecreëerd door democratieën zouden bewerkstelligen. Het hele kapitalistische monetaire systeem, gestoeld op de wetten van schuld en winst, wordt buiten beschouwing gelaten. In hun verdediging, dit gebrek aan erkennen van het systeem heeft misschien te maken met het feit dat het kapitalisme toen nog in zijn kinderschoenen stond, een gegeven waarop Bricmont en de blogauteur zich niet op kunnen beroepen.

In de huidige wereldcontext, waarin vele grote bedrijven over meer geld beschikken dan bepaalde staten, is een analyse van interventies, zij het van humanitaire of imperialistische (bijvoorbeeld militaire) aard, zonder het in acht nemen van het systeem ongeoorloofd en kan zulke analyse bijgevolg nooit een afdoend antwoord formuleren op het waarom van de interventie in kwestie.

De blogauteur stelt dat interventies om democratische waarden te verspreiden (wat in post-Koude Oorlog context vaak niet eens het doel is van een interventie) niet de beste aanpak is. Akkoord, maar hier wordt echter een loopje genomen met de werkelijkheid. Het implementeren van een democratie is immers geen doel an sich. In het huidige systeem is winst het doel, bijvoorbeeld door het stabiliseren van een markt door middel van implementatie van een democratie. In andere gevallen kan de creatie van chaos dan weer een betere optie zijn met als achterliggende reden het verzilveren van bepaalde belangen.

De keuze van een politiek-filosofisch kader om interventies in te framen is wel leuk, maar tevens veel te klein van scope om een afdoende verklaring van het waarom van de interventies van vandaag te bieden. Het hele machtsaspect (een basisprincipe van politiek) wordt achterwege gelaten in deze politiek-filosofische analyse. De invloed van de hele globale context en het kapitalistisch monetaire systeem dat de wereldeconomie regeert en volledig voorbijgaat aan humanitaire kwesties, worden in deze analyse over het hoofd gezien.

(Militaire) interventies kunnen best wel succesvol zijn, in die zin dat bepaalde economische belangen met succes worden verdedigd. Sterven er daarbij een paar duizend Afrikanen, collateral damage. Onethisch maar waar. Het fundamentele probleem zit in de incompatibiliteit van het systeem, waarin imperialisme zich al dan niet wentelt, en de ethische kant van de zaak, waaronder humanitarisme. Men kan zoveel democratieën installeren als men wil, schuld en winst regeren nu de facto toch.

Voor de vermelde blogs, zie http://geopolitiekeherverkaveling.wordpress.com/ en http://humanitarismevsimperialisme.blogspot.com/

Anonymous said...

De Vrede van Westfalen, Interventie en Democratie

Ik zou in dit artikel willen reageren op het artikel van Tom Haeck getiteld “Interventies: een politiek-filosofisch kader: Kant en Paine”.

Reeds enkele eeuwen buigen filosofen zich over het vraagstuk van (gewapende) interventie. Belangrijk om te weten is echter de context waarin deze filosofen dat deden. Laat ik een hiaat in de blog van Tom Haeck trachten op te vullen. Een belangrijk feit in de hele discussie rond interventie is de Vrede van Westfalen in 1648. Deze verdragen maakten een einde aan de Dertigjarige Oorlog. Deze Vrede was een belangrijke gebeurtenis in de vorming van natiestaten als soevereine staten. Met dit verdrag werd een overeenkomst bereikt over het recht op niet-inmenging. In deze zin werden staten dus echt soeverein: een staat had niet het recht om zich te mengen met de interne aangelegenheden van een andere staat. (1) In onze hedendaagse context is deze Vrede van Westfalen belangrijk geworden omdat het recht op niet-interventie steeds meer onder druk is komen te staan. Denkers als Kant en Paine schreven dus in deze context waarin er werd uitgegaan van niet-interventie.
Het is eigen aan de zogenaamde contractdenkers om hun politieke theorieën te steunen op een analyse van de natuur van de mens. (2) Het meest bekende voorbeeld van een contractdenker is waarschijnlijk Thomas Hobbes wiens bekendste werk Leviathan in 1651 verscheen. (3) Hobbes had een erg pessimistisch beeld van de mens. De natuurtoestand, een denkbeeldige toestand waarin iedere vorm van staat afwezig is, is een toestand van oorlog van allen tegen allen. De mens wordt er gedreven door het oerverlangen om te overleven en ziet de ander daarbij als een gevaar. Hobbes leidt daaruit af dat de staat nodig is om veiligheid tussen de mensen te garanderen. Dit schept vertrouwen en maakt dus beschaafd (en veilig) samenleven mogelijk. Hobbes’ mensbeeld had een grote invloed op latere politieke filosofen, zoals ook Kant.
Het mensbeeld van Thomas Paine is er één dat typisch is voor meer socialistische en anarchistische denkers. Zoals Tom Haeck terecht opmerkt is bij deze denkers de aard van de mens niet conflictueel maar integendeel goed. De staat zorgt er dan juist voor dat het slechte in de mens naar voren wordt gebracht.
De thematiek die Kant bezig hield in zijn geschrift Zum ewigen Frieden (in het Nederlands vertaalt als Naar de eeuwige vrede) is, zoals de titel al aangeeft, het probleem van de vrede. Kant’s oplossing daarvoor was de stichting van een “federatie van vrije staten”(4), ergens vergelijkbaar met de vroegere Volkenbond. Ook Kant hanteert meteen het principe van niet inmenging: “Er (der Staat) ist eine Gesellschaft von Menschen, über die niemand anders, als er selbst, zu gebieten und zu disponieren hat.”(5)

In de tijd van Kant en Paine leefde het principe van niet-inmenging dus erg sterk. Tevens was het de tijd waarin de ideeën van democratie en de hoop van de republiek groeiden. Opvallend is dat men deze ideeën van democratie en mensenrechten (denk aan de verschillende formuleringen van La Déclaration des Droits de l'Homme et du Citoyen doorheen de Franse Revolutie) niet enkel als revolutionair maar ook als universeel zag. Vandaar de drang die de fransen voelden om de revolutie te verspreiden over de rest van Europa. Dit zou vrijheid brengen aan de mensen over heel Europa en ook Europese veiligheid promoten.

De link tussen democratie en vrede werd in het recente verleden opnieuw verdedigd door John Rawls. Rawls ging ervan uit dat natiestaten steeds bestaan uit een heterogene bevolking, dat staten dus steeds multicultureel zijn. Daarom moet volgens Rawls de staat gefundeerd zijn op rationele principes die door elk rationeel mens (en dat zijn we toch allemaal) kunnen worden aangenomen. Zulke staten noemt Rawls rechtvaardige staten. Rawls denkt hierbij aan ‘onze’ democratische staten. In zijn laatste grote werk ‘The Law of Peoples’ buigt Rawls zich over de internationale situatie. Opvallend is dat Rawls ontwikkelingshulp en interventie niet bekijkt vanuit het standpunt van armoedebestrijding maar vanuit het promoten van de stichting van rechtvaardige (lees: democratische) regimes omdat alleen zulk een staatsvorm vrede en dus ontwikkeling tot stand kan brengen. Hieruit blijkt ook dat nog steeds democratie als een universele waarde wordt gezien.

Mijns inziens moeten we toch voorzichtig zijn met het verspreiden (wat in de praktijk toch vaak de vorm aanneemt van opdringen) van de democratie. Niet enkel is onze notie van democratie (door Tom Haeck mooi omschreven als “een constitutionele republiek, gebaseerd op individuele rechten, verkozen vertegenwoordiging, de ‘Rule of Law’ en scheiding der machten”) lang niet perfect, maar ook gebeurt verandering langzaam. Staatsvormen zijn inderdaad het resultaat van lange evoluties. Uit de hedendaagse oorlog in Irak blijkt duidelijk dat we niet zomaar ergens ‘de democratie’ kunnen gaan vestigen.

Zoals reeds gezegd is het recht op niet-interventie in crisis geraakt, vooral na de Tweede Wereldoorlog. De Koude Oorlog bracht met zich mee dat de twee wereldmachten, de Verenigde staten van Amerika en de USSR, gingen interveniëren in andere staten omwille van ideologische en geopolitieke doeleinden. Tegenwoordig trachten de VS nog steeds deze interventies (met steeds afnemend succes) verder te zetten, denken we maar aan de oorlogen in Afghanistan en Irak.
Ook in het handvest van de Verenigde Naties wordt het recht op niet-interventie bevestigd. Toch treedt het in onmiddellijke spanning met de focus op mensenrechten. Eén van de grote redenen waarom het recht op niet-interventie aan belang verliest, is het grotere belang dat men hecht aan de mensenrechten en de nood om te interveniëren daar waar ze geschonden worden. (6)

Joachim Swinnens

(1) Voor meer informatie zie bijvoorbeeld punt IV “Democracy and State Sovereignty: The Case of Humanitarian Intervention” in het artikel van Habermas “On the Relation between the Nation, the Rule of Law, and Democracy” dat te vinden is op:
http://www.zmk.uni-freiburg.de/ss2000/texts/habermas_engl.htm
(2) De Contracttheorie verwijst naar een invloedrijke theorie die de relatie tussen staat en burgers denkt alsof ze tot stand zou gekomen zijn door middel van een contract. Om uit de onwenselijke natuurtoestand te komen, sluiten de mensen onderling een contract af waarbij ieder een deel van zijn macht afstaat aan de staat, waarbij die staat tot doel heeft de veiligheid van allen te garanderen. De belangrijkste denkers van deze traditie zijn Thomas Hobbes, John Locke, Jean-Jacques Rousseau en meer recent John Rawls.
(3) Hobbes, T. (1651). Leviathan.
Online te vinden op:
http://etext.library.adelaide.edu.au/h/hobbes/thomas/h68l/
(4) Zie artikel 2 van sectie II van Zum ewigen Frieden. Men vindt het artikel online op:
http://www.uni-kassel.de/fb5/frieden/themen/Theorie/kant.html
of in het engels op:
http://www.mtholyoke.edu/acad/intrel/kant/kant1.htm
(5) Zie artikel 2 van sectie I
(6) Zie opnieuw punt IV van het artikel van Habermas op:
http://www.zmk.uni-freiburg.de/ss2000/texts/habermas_engl.htm